Willem Bakker, de laatste kuilvisser van Nieuwe Statenzijl
Willem Bakker, garnalenvisser
Verhuizing Op een dag verhuist het gezin Bakker-Frikke van de Dollarddijk bij Fiemel, naar Hongerige Wolf in destijds de gemeente Finsterwolde. Naar de reden van die verhuizing heb ik nooit gevraagd, zelfs niet over nagedacht. Wellicht is het vissersbedrijf met minder gesleep van de garnalen, boot in boot uit, de reden van de verhuizing geweest. De sluis na de Reidertil in Hongerige Wolf is in die tijd een zeesluis. Na deze sluis vaar je door de Oude Mude, langs waar nu het Ambonnezenbosje ligt, rechtstreeks naar de Dollard. De Carel Coenraadpolder is nog niet ingedijkt. De oudste zoon van Jurjen Pieter Bakker en Antje Frikke, Pieter is blijven wonen aan de Dollarddijk en heeft daar het vissersberoep in lengte van dagen voortgezet. Ook zijn zoons en kleinzoons hebben het beroep van visser uitgeoefend.
Verder zijn er nog vier zonen, te weten Roelf, Jurjen, Willem en Imko, die alle vier van beroep visser zijn geweest. Roelf en Jurjen hebben gevist in Duitsland in de Jadeboezem[1] en gewoond in Varel[2]. Roelf Bakker is daar getrouwd, maar helaas in 1929 overleden. Jurjen Bakker is voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog teruggekomen naar Nederland, omdat het beroep van visser in Varel niet meer te doen is, als je geen aanhanger bent van Hitler. De uitstaande netten, de kuils, worden kapot gesneden, zodat ze niets meer kunnen vangen.
De drie broers hebben vanuit Hongerige Wolf gevist op de Dollard. Door onderlinge onenigheid is mijn vader met zijn gezin, waartoe ik ook behoor, in 1942 verhuisd naar Nieuwe Statenzijl. Mijn oom, Jurjen Bakker, die in Drieborg woont en mijn vader, hebben tijdens de laatste oorlogsjaren gevist op de Dollard. Aangezien ze geen garnalendrogerij hebben, leveren ze hun gevangen garnalen af aan de familie De Boer die wel een drogerij in Nieuwe Statenzijl hebben. Willem de Boer is de vader van Simon en Chris. Ook de gebroeders Kool, Rieks en Berend, zijn Dollardvissers met als thuishaven Nieuwe Statenzijl en hebben ook een eigen drogerij; volop bedrijvigheid dus in Stoatnziele.
Veel bedrijvigheid in Nieuwe Statenzijl
In die tijd wordt er ook door middel van palingfuiken op paling gevist. Er is in die tijd veel paling gevangen. Deze paling wordt gerookt en ook wel rauw uit huis verkocht. Er mag niet mee gevent worden. Het is eveneens als ruilmiddel gebruikt. Moeke Stientje vertelt na de oorlog dat ze met een flink gevulde tas met gerookte paling per trein naar Groningen afgereist om met schoenen terug te komen; levensgevaarlijk in de oorlog.
Langs de Westerwoldse Aa loopt van Nieuwe Statenzijl in die tijd een jaagpad[4] voor zeilschepen en trekschuiten naar Nieuweschans. Dit jaagpad ligt er nog in de jaren zestig van de vorige eeuw. Daar de Westerwoldse Aa kronkelend door het landschap loopt in die tijd, zie je bij elke bocht een rolpaal. Een rolpaal zorgt er voor dat de schepen niet in de wal lopen. Later zijn delen van de Westerwoldse Ae gekanaliseerd.
Vanuit het huis waar we eerst hebben gewoond, kan mijn moeder vanuit de keuken door de sluis de Dollard zien en dus ook waarnemen of mijn vader in aantocht is.
Als zij de witgeverfde boot ziet naderen, gaat ze naar de drogerij en zorgt met behulp van turf dat het water in de kookpot kookt als de boot aanmeert. Het huis waar we destijds eerst hebben gewoond, staat er nog, alleen is het drastisch veranderd. De gracht naast het huis is gedempt en de garnalendrogerij is door storm omver gewaaid en niet weer herbouwd. Daarom zijn we ongeveer honderd meter naar het zuiden verhuisd in een woning van Kool, die dan al gestopt is met de garnalenvangst en een eigen drogerij heeft.
Bij de bouw van de nieuwe schut- en spuisluis is ook helaas de weg veranderd door Rijkswaterstaat. Eerder rijd je over een smalle weg, met rechts het kanaal en in de berm af en toe een meerpaal. Maar als kind heb ik hiervan geen nadeel gemerkt. Je kent het immers niet anders. Ik heb in Nieuwe Statenzijl een prachtige jeugd gehad. Je bent vrij, er is rust en ruimte en je leeft je uit op het water en op de kwelders.
Mijn vader heeft geleefd van 1909 tot 1987. Al op z’n veertiende vist hij mee op de Dollard. Vader en moeder werken allebei. Vader vaart op de Dollard om de garnalennetten te ledigen en mijn moeder helpt mee zodra mijn vader met z’n boot aan wal ligt. Zij schept de korven vol garnalen, zet de volle korven op de aanlegsteiger en mijn vader draagt twee korven van elk 25 kg met behulp van een juk naar de drogerij waar hij ze in de kookpot gooit. Steeds worden er acht korven, dus ongeveer 200 kg per keer, in de kookpot gedeponeerd. Ook worden er acht volle korven voor de kookpot gezet, zodat als de eerste acht korven gaar zijn en uit de kookpot zijn gehaald, direct de volgende acht korven kunnen worden gekookt.
Na het koken, dat 20 à 30 minuten duurt, worden de garnalen door middel van een schepnet in de garnalenpers gegooid. Een garnalenpers is een rond ijzeren vat, met een middellijn van één meter, op poten en met heel veel gaatjes van twee à drie millimeter. Aan de voorkant is een dommekracht[5] gemonteerd. Aan de dommekracht is een dikke plaat ijzer bevestigd, die een middellijn heeft van één meter en door de pers naar achteren kan worden bewogen.
Aan de achterkant van de pers zit een deur. Door de pers aan te draaien worden de garnalen samengedrukt en wordt er veel water uit geperst. Als de volgende garnalen gaar zijn, wordt de pers geledigd. De garnalen komen vervolgens op een houten bak terecht en mijn vader schept de geperste garnalen dan op de droogplaten. Op regelmatige afstand hebben die ijzeren platen gaatjes met een doorsnede van één cm. Onder deze platen wordt door een exhauster[6], aangedreven door elektriciteit, hete lucht aangevoerd dat van het turfvuur van de kookpot afkomstig is.
Het drogen van garnalen gebeurt dagelijks. Aangezien men afhankelijk is van het getij, gebeurt het wel eens in de veertien dagen dat de garnalen ’s avonds laat aangevoerd worden en na een nacht gekookt te zijn, op de ijzeren platen blijven liggen. Als dan de volgende morgen het drogen begint, verspreidt zich een scherpe ammoniak geur in de drogerij. In twee uur kan een 40-tal korven garnalen worden gedroogd. Veertig korven garnalen, ongekookt, wegen 1000 kg, en leveren 200 kg gedroogde garnalen op. De gedroogde garnalen worden opgekocht door de firma Norder uit Holwierde. Op zijn beurt verkoopt Norder, ‘leutje kereltje’ genoemd, de gedroogde garnalen aan Duitse afnemers. Gedroogde garnalen staan in die tijd bekend als goed varkensvoer. Toegepast als kippenvoer zorgt het voor dikke eierschalen. Ook worden gedroogde garnalen verkocht aan molenaars en particulieren in de omgeving. Veel particulieren houden in die tijd vaak één of twee varkens voor de slacht.
Moeder Stiene Bakker verkoopt in het laatst van augustus, begin september aan particulieren consumptiegarnalen. Dat zijn de grotere garnalen, die slechts in de maanden augustus, september in de Dollard voorkomen. Achter op de fiets en in tassen aan het stuur vervoert ze ongeveer de inhoud van een korf garnalen. Een literblik garnalen brengt één gulden op. Deze garnalen worden vlot verkocht. Ze fietst over het jaagpad langs de Westerwoldse Aa naar Nieuweschans. De verkoop begint bij de Helling en ’t Laantje in Nieuweschans. Uitverkocht is ze meestal vóór ze bij de Hoofdweg is. Aldus worden de verdiensten opgevoerd.
Een nieuwe boot De tweede boot die mijn vader heeft gebruikt, is in 1954 gebouwd door de firma Blaak te Sappemeer. Deze firma bouwt in die tijd o.a. sloepen voor kustvaarders. Door een twee cilinder Petter Diesel wordt de boot voortbewogen. De oude boot wordt voortbewogen door een ééncilinder Deutsch Diesel motor. Deze motor heeft voor het starten een lont nodig. Een lont is in dit geval een soort roze vloeipapier. Dat vloei wordt in een soort pin gedaan. Die pin haalt je uit de kop van de motor. Het vloeipapier, wordt vervolgens met een lucifer aangestoken en dan met een halve slag gedraaid terug in de kop van de motor geplaatst. Vervolgens wordt het vliegwiel gedraaid met één hand en met de andere hand een handeltje overgehaald om vervolgens het vliegwiel door de compressie te duwen. Lukt dat, dan begint de motor hevig stampend te lopen, zodat de hele boot dreunt en trilt. Na enige tijd begint de motor rustiger te draaien en is het trillen over.
Voor het starten van de Petter Diesel is geen lont meer nodig en deze tweecilinder motor is ook veel rustiger tijdens het starten. Wel moet deze motor nog handmatig aangeslingerd worden bij het starten. De boot staat geregistreerd als BT1. De BT staat voor BeerTa, dat officieel de thuishaven is, omdat Nieuwe Statenzijl in die tijd onder de gemeente Beerta valt. De BT1 voldoet als vissersboot goed en is zeer zeewaardig. Bij hoge golfslag richt de boot zich vrij snel op, maakt geen water en is ook goed bestuurbaar.
“Houd de kop van de boot op de golven en vaar rustig en alles komt goed,” is het parool bij zware zeegang. Hoge golven ontstaan meestal bij springtij en een harde noordwestenwind en als een snelle ebstroom tegen elkaar in lopen.
Zwaar beroep
Visser zijn is een zwaar beroep. Denk maar eens aan het gezegde “De vis wordt duur betaald”. Nu is de Dollard geen Noordzee. Maar de naam Dollard betekent niet voor niks: ‘Dol van aard’. Zware grondzeeën en een voortsnellende ebstroom kunnen je angstige ogenblikken bezorgen; blijf waakzaam en probeer met je boot of sloep niet aan lager wal te raken. Voor je het weet staat je boot vol water.
Een visser vist altijd, of het nu regent, de zon schijnt, stormt of mistig is, de netten vragen altijd om geleegd te worden. Het vissersseizoen begint omstreeks 21 maart en duurt tot half oktober en bij gunstig weer tot half november.
Palen slaan
Elk jaar moeten in het voorjaar opnieuw de palen in het slik worden gedreven waaraan dan de netten worden bevestigd. In de wintertijd kunnen de palen niet blijven staan, want door ijsgang gaan ze dan verloren. Het teloor gaan van de palen kan dus voorkomen worden door de palen door middel van een lier aan het eind van het seizoen uit het slik te trekken en vervolgens mee huiswaarts te nemen. Niet voorkomen kan worden dat er een schip door de netten vaart. Een aantal palen met daaraan de netten breken dan en drijven soms met de ebstroom richting de Eems. Als deze ramp geschiedt, gaat men zoeken naar de drijvende palen en netten. Wordt het gezochte gevonden dan heeft men geluk, want het komt nogal eens voor dat de netten met garnalen op de bodem zijn gezonken en dan vrij snel onder het slik worden bedolven; weg kapitaal. Vindt men echter de drijvende palen en netten terug dan kan het bergen daarvan beginnen. Vaak is het een grote wirwar, het is moeilijk om de verwrongen knopen enz. los te krijgen.
Vaargeul Het zijn vurenhouten palen, tien meter lang en met aan de onderkant een doorsnede van 15 á 20 cm. Van nieuwe palen wordt aan wal de bast verwijderd, de onderkant aangepunt en aan de bovenkant een gat geboord waar een stevig touw doorheen kan, zodat de palen achter de boot meegesleept kunnen worden naar de plaats van bestemming. Mijn vader, Willem Bakker, vist aan het eind van het Schanskerdiep (aan het begin van de Dollard), aan de oostzijde van de Dollard, ‘Pikzak riete’ genoemd, en even voorbij de eerste betonning[7], zo ongeveer evenwijdig met de Punt van Reide. De diepte van de vaargeul is in het midden ongeveer tien meter bij laag water. Tussen twee boten, die met elkaar zijn verbonden, kunnen de palen met mankracht in het slik gedreven worden. Elke paal wordt geschoord door een tweede paal, die onder een hoek van 45 graden met de staande paal wordt verbonden met ijzerdraad of dik touw. De tocht van Nieuwe Statenzijl naar de verst uitstaande netten bedraagt ongeveer 30 á 45 minuten. Als het water van de Dollard gelijk staat met het binnenwater van de Westerwoldse Aa vertrekt men vanuit de sluiskolk[8] van Nieuwe Statenzijl.
Je moet goed op de tijd letten Eerder vertrekken heeft geen nut, omdat bij aankomst bij de netten deze dan niet te bewerken zijn, in verband met de te snelle ebstroom. Verval, hoog- en laag water bedraagt bij Nieuwe Statenzijl ongeveer drie meter. Men vaart met de ebstroom mee naar de netten en aan de terugtocht wordt begonnen als de vloedstroom een half uur heeft plaats gehad. Eerder huiswaarts keren is niet mogelijk omdat het water in de vaargeul dan nog niet voldoende diepte heeft bereikt. Bij de netten aangekomen wordt het staartstuk, het einde van het net, met een lange vaarboom met een gaffel aan het eind en een dwarsstuk aan de bovenkant, naar boven gehaald. (Grunnegs ‘kloutstok’). Willem Bakker vist met staande netten, zogenaamde kuilnetten of kuuls.
Een net is aan de bovenkant vijf meter breed en twee meter diep met grote mazen. De vangst oppervlakte bedraagt 10m². Totaal worden meestal circa 20 netten met een oppervlakte 200 m² gebruikt. De lengte van een net bedraagt 15 meter en eindigt in een staarteind met een doorsnee van 75 cm en fijne mazen.
Jarenlang is er met katoenen netten gevist. Die katoenen netten moeten elke twee weken geruild worden om verrotten te voorkomen. Eerst worden de gebruikte netten aan wal gedoogd op palen en daarna in grote kookpotten onder water gedompeld. In het water, waarin de netten worden gekookt, wordt een looistof toegevoegd, Kats’joe geheten, afkomstig van Borneo. Na een dag worden de netten weer uit de kookpot getakeld om wederom op de palen te laten drogen. Kats’ joe behoeft niet meer gebruikt te worden als de nylonnetten hun intrede doen. Omdat deze netten vaak door zeemos en zeepokken zijn begroeid, moeten ze nog wel minstens twee keer per jaar geruild worden.
Het netwerk voor een kuil bestaat uit 15 banen van één meter en wordt gekocht bij Lankhorst touwfabrieken te Sneek. Het aan elkaar strikken van de banen, met striknaalden van steeds verschillende grootte doet mijn vader thuis bij winterdag in de huiskamer. Dat levert voor mijn moeder wel extra werk op daar het netwerk veel stof oplevert. Is het op het land lange tijd regenachtig, dan komen er vaak veel slakken tevoorschijn. In het zeewater bij lange tijd droog weer komen er in korte tijd ook veel kwallen voor. Die kwallen worden ook door de netten gevangen. Veel van de kwallen zetten zich boven vast in de netten. Het gevolg is dat bij snelstromende eb de netten worden tegengehouden door de vele kwallen, met als gevolg dat de netten barsten. Grote gaten ontstaan dan in de netten. Heeft een net door kwallen, in het Grunnegs ‘glodder’ genoemd, veel schade opgelopen, dan herstelt vader dat. Dat zogenaamde ‘netten boeten’ wordt aan wal gedaan.
Er kan zowel bij eb, afgaand water, als door vloed opkomend water, gevist worden. Bij eb vissen levert levende garnalen op en die garnalen, als ze gezeefd zijn op grootte, zijn geschikt voor consumptie. Garnalen die gedurende de vloed gevangen worden, hebben te lang in het net gezeten en zijn daardoor dood. Dode garnalen kun je wel koken, zijn ook wel om te eten, maar moeilijk om te pellen.
Tijdens de oorlogsjaren Tijdens de oorlogsjaren worden de Dollardvissers niet opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Wel moet de kajuit van de boot voorzien worden van een rood-wit-blauwe kleur. Zij krijgen geen oproep daar ze behoren tot de categorie voedselvoorziening. Dat is bijzonder omdat bovenstaand is vermeld dat de gevangen vis in het kanaal wordt gedumpt. Mede door deze handeling hebben de inwoners van Nieuwe Statenzijl zich tegoed kunnen doen aan achtergehouden vis.
Tijdens de oorlog zijn sommige vliegtuigen in de Dollard neergestort. Dit hebben niet alle inzittenden overleefd. Een verongelukte soldaat is een keer aangespoeld bovenop één van de netten. Deze soldaat is meegenomen naar Nieuwe Statenzijl en op de begraafplaats van Nieuw Beerta begraven en later herbegraven. Als ik 12 jaar ben, mogen wij, mijn drie neven en ik, mee naar de netten. Wij gaan dan vaak zwemmen en op het wad lopen. Een zwembroek is niet nodig... Vaak zijn we in de nabijheid geweest waar een vliegtuig is neergestort. Zo’n vliegtuig ligt meer dan de helft onder het slik. Erg dicht bij het vliegtuig durven we niet te komen, bang om verwondingen op te lopen door bijvoorbeeld scherpe delen van het vliegtuig. Wat ik nog wel weet, is de vangst van een steur na 1954. Deze weegt maar liefst 300 pond en is 2,75 meter lang. We zijn ’s avonds naar Emden gevaren en hebben de steur aan een visboer verkocht voor fl. 300,- Een steur heeft veel kuit, waarvan kaviaar wordt gemaakt. Voor die tijd is die opbrengst een behoorlijk bedrag.
’s Winters is er in de visserij niets te doen en is de opbrengst van het achterliggend visseizoen niet toereikend om zonder inkomen de wintermaanden door te komen. Mijn vader, werkt dan bij de gemeente als los arbeider. Bermen schoonmaken, bos uitdunnen, sneeuw ruimen, bomen planten enz. Zijn humeur is in die tijd ver beneden het nulpunt. Het op de juiste plaats leggen van de betonning na de wintertijd op de Dollard en de Eems in opdracht van Rijkswaterstraat doen hem weer opleven. Na zijn dagelijks werk bij de gemeente is hij ’s avonds bezig met netten strikken of palingfuiken breien. Reikhalzend kijkt hij uit naar de lente. Half februari begint hij al voorbereidingen te treffen voor het nieuwe visseizoen.
Nieuwe Statenzijl in de winter. Bij strenge vorst moet de boot twee keer per dag ijsvrij gemaakt worden, om lekkage te voorkomen; ’s morgens en ’s avonds. Per keer ongeveer één uur werk. Midden op de foto: De loodsen voor de opslag van de sluisdeuren. Rechtsboven, het houtwerk: Ligplaats van de plougbolle (Grunnegs). Het vaarwerktuig waarmee de Westerwoldse Aa en ook buitendijks Het Schanskerdiep. In het verleden op diepte is gehouden. Lang voor 2020 niet meer gebruikt.
De Afsluitdijk In 1932 komt de Afsluitdijk tot stand wat een verandering te weeg brengt voor de visserij op de Dollard. Vóór de afsluiting van de Zuiderzee, de broedkamer voor de haring, vangt men in de Dollard veel haring. Deze haring wordt per emmer verkocht. Eén emmer wordt verkocht voor een kwartje... Na de afsluiting van de Zuiderzee worden er zo af en toe nog wel eens enige haringen gevangen, maar de grote vangsten vóór de afsluiting zijn nooit meer teruggekomen.
Zalm, zeepaardjes en zeehonden Sporadisch komt er zalm of een zeepaardje in de netten terecht. Nieuwsgierige zeehonden laten zich over het algemeen genomen meer zien dan bruinvissen. Eenmaal heb ik het geluk gehad een duikelaar te zien zwemmen en te horen zuchten.
Sanering
De Dollardvisserij die aan veel gezinnen een bestaan heeft geboden en waaraan de vissers een vorm van vrijheid, rust en ruimte hebben ondervonden, behoort tot het verleden en zal nooit meer terugkeren.
Allerlei
Vanaf het sluizencomplex is dit nog steeds het tweede huis rechts van de weg. Links in de voorgevel zien we een vrij groot raam. Dit is eertijds een etalageraam geweest. Het is een winkelpand geweest, waar je kruidenierswaren kunt kopen. Hier is door talrijke schippersvrouwen veel gebruik van gemaakt en is voor de inwoners van Nieuwe Statenzijl een mooie gelegenheid geweest om boodschappen te doen. Deze woning staat er nog steeds. Bewoners die er hebben gewoond zijn (voorzover bekend):
1. Familie Willem en Fennie de Boer, met hun zoons Somon en Dirk. 2 Familie Molenkamp met een zoontje Derk, 6 jaar, zo oud als ik. Hij heeft mij de melodie van Unter die Lanterne geleerd, Nö, nö, nö, nö, nöö enz.
Als Ome Willem jarig is, geeft Piet hem een doos sigaren.
Het maaien van de berm is in lange tijd niet gebeurd. Het riet groeit dusdanig hoog dat je de walkant niet kunt zien. Het enigste dat aan vroeger herinnert, zijn de overgebleven meerpalen. In de verte zie je het huidige sluizencomplex, dat meer lijkt op een fabriek dan op een sluis.
Door Jurjen Bakker, Winschoten, 2020.
|
|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|